Met zijn armen vastgebonden aan een boomstam en slechts een lendendoek om zijn heupen is hier de heilige Sebastiaan voorgesteld. Volgens overleveringen is Sebastiaan een officier in de lijfwacht van de 3de-eeuwse Romeinse keizer Diocletianus die zich in het geheim tot het christendom heeft bekeerd. Als hij het opneemt voor twee gevangengenomen christelijke vrienden, komt zijn bekering uit en de keizer veroordeelt hem ter dood. Vastgebonden aan een zuil wordt Sebastiaan beschoten met een regen van pijlen en voor dood achtergelaten. Maar hij herstelt van zijn verwondingen en meldt zich opnieuw bij de keizer, die hem vervolgens laat doodknuppelen.
Hoewel de knuppel het eigenlijke instrument van Sebastiaans martelaarsdood is, vormt de pijl zijn vaste attribuut. Bij dit beeld ontbreken de pijlen. Waarschijnlijk zijn ze verloren gegaan, want uit de vier gaten in zijn armen en benen en de twee in zijn rechter zij kan worden afgeleid dat ze er ooit wel waren.
Dit beeld is ontstaan in Zuid-Duitsland in een periode dat de houtsnijkunst daar een grote bloei doormaakt. In tegenstelling tot Nederlandse kunstenaars, die werken met eikenhout, gebruiken de Duitse houtbewerkers het zachtere en makkelijker te snijden lindehout. Ze ontwikkelen een virtuoze en zwierige stijl die onder meer wordt gekenmerkt door een gedetailleerde plooival. Hier is dat vooral te zien bij de wapperende heupdoek.