Aan de Duitse grens ligt een klein maar bijzonder terrein met een schat aan historie. Hier bevinden zich enkele grafheuvels waaruit in het verleden opgravingen zijn verricht, waarbij grafmonumenten zoals urnen, pijlpunten en gave schedels werden opgegraven. Ook werd er een silhouet van een dode gevonden. Dit graf staat aangeduid als “De man van Mander”. Bij deze man ontbraken de voeten. Men denkt dat bij de dode de voeten zijn afgehakt om te voorkomen dat de dode weer opstond en de levenden mee zou nemen naar het dodenrijk
Deze grafheuvels stammen uit de Nieuwe Steentijd (van 5300 – 2000 v. Chr.) tot de Vroege IJzertijd van zo’n 3000 jaar geleden. Kort na de ontdekking in 1957 werd het gesloopte hunebed onderzocht door C.C.J.W. Hijszeler, conservator van het Rijksmuseum Twenthe/Oudheidkamer Twente. De in de ondergrond aangetroffen sporen werden op tekening gebracht. Tevens werden bij het onderzoek scherven gevonden van in totaal meer dan 300 potten. In oktober 1995 werd de locatie opnieuw onderzocht door provinciaal archeoloog A.D. Verlinde van het ROB. Van het hunebed bleken slechts de sporen van een drietal kuilen van draagstenen terug te vinden te zijn.