In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw studeert Milan Kunc aan de kunstacademies van Praag en Düsseldorf. In zijn academietijd begint hij oude meesters te kopiëren. Hij experimenteert met verschillende kunstvormen en technieken. Eind jaren zeventig concentreert hij zich volledig op de schilderkunst. Milan Kunc schildert figuratieve doeken met vrolijke, felle kleuren. Hij creëert droomvoorstellingen waarbij hij overdrijving, vervreemding en humor inzet. In de jaren tachtig wordt hij gezien als de Oost-Europese representant van de pop-art. Binnen deze figuratieve kunststroming staat het gebruik van populaire symbolen van de consumptiecultuur, ironie en vervreemding centraal. Daarnaast brengt hij verschillende kunsthistorische stijlen samen in zijn werk, zoals kubisme, surrealisme, sociaal realisme en folkloristische kunst. Milan Kunc gebruikt in zijn werken herkenbare symbolen en motieven. Zo creëert hij verhalende voorstellingen met een inhoud. Hoewel de beelden vrolijk en sprookjesachtig aandoen, bevatten ze veelal een serieuze, morele boodschap. Met zijn werken plaatst hij kanttekeningen bij het leven van alledag. Zijn allegorische beelden van het alledaagse leven zijn meestal niet voor één uitleg vatbaar. De schilderijen zitten vol dubbele bodems, raadsels en dubbelzinnigheden. Dit moet toeschouwers prikkelen en nieuwe inzichten verschaffen over de gelaagdheid van de werkelijkheid.