Jaagpad aan de Trekvliet bij Den Haag 1859

De Nederlandse schilder Johan Barthold Jongkind wordt beschouwd als een voorloper van het impressionisme. Zijn eerste leermeester is de landschapschilder Andreas Schelfhout en onder zijn invloed legt Jongkind zich toe op Hollandse vergezichten in een geromantiseerde stijl. Als hij in 1846 naar Parijs vertrekt, komt hij in contact met vernieuwende Franse kunstenaars en ontwikkelt hij een lossere schilderstijl en wordt zijn kleurgebruik lichter en vrolijker. Claude Monet voelt zich hier zeer toe aangetrokken en beschouwt Jongkind als zijn voorbeeld. Op enkele tussenpozen na brengt Jongkind het grootste deel van zijn leven door in Parijs. Hij reist ook regelmatig af naar Normandië, een streek waarvoor hij een grote liefde voelt.

Toch keert hij ook verschillende malen terug naar Nederland, deels omdat in Frankrijk zijn schilderijen met Hollandse onderwerpen als bijvoorbeeld molens en havengezichten erg geliefd zijn. Hij verblijft bij voorkeur in (de omgeving van) Rotterdam en Den Haag; een omgeving die hij goed kent uit zijn jeugd. Tijdens lange wandelingen maakt hij veel schetsen (vaak met zwart krijt), die hij later in zijn Franse atelier uitwerkt.
Ook op dit werkje heeft de molen een prominente plaats. Het werk is eenvoudig van opzet. De perspectieflijnen van de vliet en het jaagpad leiden het oog naar het silhouet van Den Haag en zorgen zo voor dieptewerking. Dit wordt nog versterkt door de wandelaar, die we op de rug zien. De horizon is laag geplaatst, zodat de wolkenlucht een grote plaats inneemt. Het tafereel is met losse toets weergegeven.