Dit vroege werk ontstond tijdens de vormingsjaren van Matthijs Maris. Het is een voorstudie voor het werk “Beek in het bos bij Oosterbeek” in Rijksmuseum Amsterdam uit 1860. Maris studeerde aan de academies van Den Haag en Antwerpen en zijn start was traditioneel. ’s Zomers schilderde hij buiten, rond de Gelderse dorpen Oosterbeek en Wolfheze. Dit waren de plekken waar in de jaren ’60 van die eeuw kunstenaars samen kwamen om naar de natuur te werken. Net als zijn beide oudere broers, de Haagse School-schilders Willem en Jacob, legde hij in deze vroege landschappen de nadruk op de weergave van licht en atmosfeer. Maris gebruikte alleen bruin- en groentinten, waarbij eerder sprake is van tonen dan van kleuren.