Scholtenboerderij
Een scholte was van oorsprong een vertegenwoordiger van de eigenaar van de grond en boerderij. Het bezit van deze scholteboeren werd aangeduid met de term ‘scholtengoed’.
Lees meerHet Saksische begrip 'scholte' is verwant aan het Nederlandse 'schout'; een bestuursfunctionaris die onder andere belast was met de lokale rechtspraak en het handhaven van de orde. Scholten kwamen vanaf de middeleeuwen niet alleen in Oost-Nederland voor, maar ook in aangrenzend Duitsland.
Tussen omstreeks 1800 en 1860 bereikten de Scholten het toppunt van hun macht en welvaart. Bij de markeverdeling sleepten ze het grootste deel van de voorheen gemeenschappelijk beheerde woeste gronden in de wacht. In de regio rond Winterswijk bezat een twintigtal Scholtenfamilies toen duizenden hectares grond en honderden pachtboeren waren met handen en voeten gebonden aan deze ‘landadel zonder titel’. Door hun grote macht en rijkdommen ontwikkelden de Scholten een eigen levensstijl met privileges. Hun pachters en knechten betaalden het gelag.
Een scholte was van oorsprong een vertegenwoordiger van de eigenaar van de grond en boerderij. Het bezit van deze scholteboeren werd aangeduid met de term ‘scholtengoed’.
Lees meer