In de grote groep hyper-, super-, fotorealisten, of hoe de zo 'net-echt' werkende figuratieve schilders van de jaren zestig en zeventig ook genoemd worden, is Har Sanders wellicht degene die het verst gaat wat betreft de illusionistische benadering van de objecten die hij voor zijn schilderijen kiest. Hij geeft dat object niet alleen uiterst verrassend en knap in verf weer, hij zoekt ook wat betreft zijn materialen naar een zo veel mogelijk voor de hand liggende overeenkomstigheid met de objecten. Met het uiterst doelgericht materiaalgebruik bereikt hij de illusie dat we niet met doek, paneel en verf, maar met het échte materiaal te doen hebben. Zo'n schilderij van Har Sanders valt als een 'tweede huid' over de concreetheid van het door hem geschilderde object heen.