In 1948 vormen de schilders Karel Appel, Eugène Brands, Constant, Corneille en Lucebert de Experimentele Groep Holland, die nog in datzelfde jaar uitgroeit tot de internationale beweging Cobra (Copenhagen, Bruxelles, Amsterdam). De schilders van Cobra beschouwen het activeren van de scheppingsdrang als de voornaamste taak van de kunst. Ze willen zich zo vrij mogelijk kunnen ontplooien en hebben het experiment hoog in het vaandel. Hun inspiratie vinden ze in kindertekeningen en kunst van geesteszieken en primitieve volkeren. De beweging kan worden beschouwd als een nieuw begin na de periode van de Tweede Wereldoorlog.
Karel Appel wordt door zijn afkeer van stijl, smaak en theorie wel als de meest zuivere vertegenwoordiger van het Cobragedachtegoed beschouwd. Het ‘uitdrukken in verf’ komt op de eerste plaats. Daarbij laat hij zich leiden door wat tijdens het schilderen in hem opkomt, wat resulteert in kleurrijke doeken met kinderlijke fantasieën en fabelachtige wezens. De invloed van primitieve volkskunst laat zich bij Appel ook duidelijk gelden. Zo roept het schilderij Totem, women, birds door de verticaliteit associaties op met een totempaal. Het werk uit 1951 is overigens opmerkelijk bewust gecomponeerd: compacte kleurvlakken worden door krachtige zwarte lijnen tot een samenbindend geheel gesmeed. Het is opvallend dat Appel juist tijdens zijn Cobrajaren - de groep houdt in 1951 op te bestaan - een fase in zijn ontwikkeling doormaakt waarin hij bedachtzaam te werk gaat.