Jan van Goyen was een van de belangrijkste Nederlandse 17de-eeuwse landschapschilders. Hij leerde schilderen in zijn geboortestad Leiden. Later werd hij leerling van de Haarlemse landschapschilder Esaias van de Velde, die aan het begin van de 17de eeuw een belangrijke vernieuwer van het genre was.
De landschappen van Jan van Goyen sluiten aan bij traditie die domineerde in de eerste helft van de 17de eeuw: realistische Hollandse landschappen in ingetogen kleuren. Omdat de meeste landschapschilders in die tijd een beperkt kleurenpalet hanteerden, wordt er vaak gesproken over de ‘tonale periode’. In dit schilderij bereikt Van Goyen een harmonieuze eenheid in de weergave van landschap en atmosfeer.
Van Goyen werkte in een razend tempo door zijn verf in dunne lagen op te brengen. In totaal liet hij zo’n 1200 schilderijen – vooral weidse landschappen en riviergezichten – en 800 tekeningen na. Door zijn snelle productie kon hij zijn schilderijen voor een concurrerend bedrag aanbieden.