Het winterlandschap is begin 17de eeuw een nieuw thema in de Nederlandse schilderkunst. Het is als onderwerp ontstaan in de Zuidelijke Nederlanden, met Pieter Brueghel (zie p.) als bekendste vertegenwoordiger van het genre. De in Kampen werkzame Hendrick Avercamp introduceert het wintergezicht in het noorden. Binnen dit specialisme ontwikkelt hij een eigen traditie, die wordt gekenmerkt door veel aandacht voor afzonderlijke figuren en anekdotische details.
Het schilderij in het Rijksmuseum Twenthe is gemaakt door Hendricks neef Barend. Het is niet zeker of de jongere Barend is opgeleid door zijn oom, maar met zijn drukbevolkte wintergezichten treedt hij wel in diens artistieke voetsporen. In dit schilderij vermaken talloze mensen van uiteenlopende rangen en standen zich op de dichtgevroren IJssel. Op de voorgrond speelt een groepje elegant geklede mannen colf, een spel dat lijkt op het tegenwoordige golf. Ze worden afgeleid door een jongen in eenvoudiger tenue die komt aangesneld met een lange tak. Waarschijnlijk is hij op weg om een drenkeling te redden, misschien de figuur die rechts van de chique arrenslee door het ijs is gezakt.
Barend heeft de personen op de voorgrond benadrukt door het gebruik van donkere verf en gekleurde accenten. Hij is erin geslaagd de verhalende details veel aandacht te geven, zonder het landschap hieraan ondergeschikt te maken. Door het hoge standpunt en de lage horizon overziet de kijker de uitgestrekte omgeving, waardoor het landschap als geheel wordt benadrukt.