Joseph Ongenae leerde in de Tweede Wereldoorlog Jan Cox kennen, die hem de beginselen van het schilderen bijbracht. In navolging van Kandisky's theorieën maakte hij als overtuigd theosoof toen al zijn eerste abstracte werken. Na de oorlog werden zijn werken onder invloed van het kubisme tamelijk expressionistisch. Later ontwikkelde hij een steeds gestileerder stijl met steeds minder kleuren, totdat zij volledig bestonden uit composities van horizontaal en verticaal geplaatste rechte en gebogen lijnen. Na zijn verhuizing naar Amsterdam in 1953 en geïnspireerd door het werk van Mondriaan werden zijn composities volledig abstract.
Zijn composities bestonden na 1955 uit louter horizontale en verticale rechthoekjes, vierkantjes en driehoekjes op een witte achtergrond. Evenals Mondriaan ordende hij zijn kleurvlakken en lijnen naar analogie van muziek: jazz, bebop, maar ook Indiase klassieke muziek. Gewaarwordingen van geluid vertaalde hij in lijnen en kleurvlakken, die vrij in de ruimte moesten zweven.
Het schilderij ‘Zen’ maakte hij ook in een perspexconstructie waarvan enkele zijvlakken primair gekleurd zijn. Met dit driedimensionale 'schilderij' wilde hij de indruk wekken dat de vlakken vrij in de ruimte zweefden.