In 1975 brengt het Stedelijk Museum met de tentoonstelling ‘Fundamentele Schilderkunst’ een internationale groep van zeventien schilders bijeen, waaronder de Nederlander Jaap Berghuis. Daarmee wordt de term ‘Fundamentele Schilderkunst’ in Nederland een begrip voor een bepaalde richting in de kunst. International gezien zijn er meerdere benamingen in omloop, die slechts in detail van elkaar verschillen. In Duitsland zijn vooral de termen ‘Geplante’ en ‘Analytische Malerei’ in gebruik, terwijl in Frankrijk en Italië deze richting respectievelijk ‘Nouvelle Peinture’ en ‘Nuova Pittura’ wordt genoemd. Wat deze schilders gemeenschappelijk hebben, is een wezenlijke betrokkenheid bij de formele grondbeginselen van de schilderkunst. Formaat, grootte, schaal, kleur, vorm, textuur, materialen en werkwijze worden opnieuw aan de orde gesteld en onderzocht. Het gaat hen om schilderen als schilderen in strikte zin, op een plat vlak, zonder voorstelling en beeld. Hieruit volgt dat het werkproces een grote rol speelt, althans veel bewuster dan vroeger. Aan de handeling van het schilderen gaat een ‘planning’, een denkproces vooraf. Men zou dus ook kunnen spreken van een post-minimale en een post-conceptuele schilderkunst.