DEWA 1862

Dit werk behoort tot de serie “Achtenzestig gezichten van verschillende provincies” (Shokoku rokujū-hakkei)' uit 1862 van Utagawa Hiroshige II. De Japanse prentkunst kent veel series en ook Hiroshige II maakte er meerdere.
Utagawa Hiroshige II werd geboren onder de naam Suzuki Chinpei. Zijn eerste kunstenaarsnaam was Shigenobu, maar na de dood van zijn meester, Ando Hiroshige, nam hij diens naam aan en werd zo Hiroshige II. Later zou hij zijn naam wijzigen in Kisai Risshō.

De ukiyo-e prentkunst kwam tot bloei in de Edoperiode (1603 - 1868). De term betekent zoveel als ‘prenten van de vlietende wereld’; van het vergankelijke. In deze prenten werd het vertier van het rijke stedelijke burgerdom vastgelegd.
Er ontstonden mettertijd verschillende genres: onder meer de ‘mooie-vrouwen-prenten’ (bijinga) met afbeeldingen van courtisanes, de acteursprenten (yakusha-e) met portretten van kabuki-acteurs en de heldenprenten (musha-e).
De prenten van landschappen (fukei-ga) en beroemde gezichten (meisho-e) ontstonden later. Aanvankelijk werden landschappen niet zo zeer gewaardeerd, maar dit veranderde met het werk van Katsushika Hokusai en Ando Hiroshige. Zij voerden onder invloed van de Westerse schilderkunst het perspectivisch tekenen in, dat tot dan toe in de Japanse kunst niet werd toegepast, en ontwikkelden het genre verder. Hiroshige II werkte lang in de stijl van zijn leermeester Ando Hiroshige, waardoor toeschrijving van de prenten nogal eens problemen opleverde.